LOGOPEDIEPRAKTIJK OOST


ARTICULATIE: hoe maak je klanken?

mond en keelgebied dwarsdoorsnede


Bij het spreken gebruik je verschillende delen van je mond en keel. Het is leuk om daar een keer naar te kijken om te zien dat het een ingewikkeld proces is. Het is dan ook logisch dat het een paar jaar duurt, voordat kinderen alle klanken goed uit kunnen spreken. Bij het spreken heb je de volgende delen van je mond en keel nodig:

De lippen maken de labiale of bilabiale klanken: klanken waarbij de lippen tegen elkaar komen en daarmee kort of lang een afsluiting maken: b, p en m.

Lippen en tanden maken samen de labiodentale klanken: w, f en v.

De tongpunt maakt
de alveolaire klanken: klanken waarbij de tongpunt tegen het tandvlees achter de voortanden geplaatst wordt: d, t, s, z, l, n en de tongpunt-r.

De tong (tongrug) maakt de palatale klanken: klanken waarbij de tong tegen het gehemelte wordt geplaatst: g, j, k, ng en de huig-r.


Het zachte gehemelte (velum) zorgt voor het afsluiten van de neusweg bij de meeste klanken. Bij de nasale klanken zakt het velum naar beneden en maakt de neusweg open: m, n en ng.

De stembanden
zorgen voor stemhebbende klanken (m, v, d, z, n, j, r, en ng). Hierbij komt er luchtstroom vanuit de longen en door de keel langs de stembanden (die gesloten zijn), waardoor deze gaan trillen. Dit gebeurt ook bij het maken van de klinkers (aa, oo, ee enzovoort). Bij de niet-stemhebbende klanken blijven de stembanden open staan en wordt de luchtstroom door bepaalde delen in het mondgebied in trilling gebracht.

Logopedie:
Bij articulatieproblemen wordt vaak de verstaanbaarheid negatief beïnvloed. Het spreken is binnensmonds of slap, te snel of met onvoldoende intonatie. Onduidelijk spreken kan veroorzaakt worden door o.a. onvoldoende kracht, beweging en coördinatie van de mondspieren of juist door kaakgeklemd spreken.